Een “Stercke Vestinghe”

EEN “STERCKE VESTINGHE”, HET LANDSFORT HERLE (1225).

St GerlachDe eerste bekende vermelding van Heerlen als “castrum” (=fort, versterking) vinden we in een geschrift uit het jaar 1225, getiteld: “De Vita Divi Gerlaci Eremitae” - “Het leven van Heilige Gerlachus, kluizenaar”. Frater Henricus Casteel , Proost van Sint- Gerlach, publiceerde in 1745 hiervan een versie in de landstaal. Wij citeren hieruit de op Heerlen betrekking hebbende passage: “ Het XIX capittel : Hoe de aerde syns grafs in gedaente des bloedts veranderde:

“…..Op eenen hoogen feestdagh quam een Vrouwe van een Casteel, niet verre van daer, genoemt Herle [Heerlen], ende nam heymelijck van de aerde van het graf van den heyligen Gerlacus en bondtse in ’t uyterste [de zoom] van haeren doeck. Ende vermits haer voornemen was omse niet wel te gebruycken , oft in eere te houden, soo veranderde door de kracht des Heere dese aerde in gedaente van bloet, dat t een iegelijck sag, alsoo dat door den boort [zoom] des doecks bloedt druppelde.
Eenen van de gebueren, seer devoot tot den H. Gerlacus, met name Herman, hadde groote tantsweer en streeck met die aerde die in bloet verandert was, syn kinne en kaeken. Ende terstont die salvinghe van die heylige vochtigheyt nam de pijne gants wegh…..”.

Het gebruikte woord “casteel” staat in deze 18e eeuwse bewerking van het Latijnse origineel voor het daar gebruikte “castrum” [versterking, (lands) fort].

“LANDSFORT”, “CASTRUM”, “MUNITIO”, en “OPPIDUM”.

Uit het voorgaande kunnen we dus afleiden, dat er rond 1225 al een vesting met de naam “Herle” bestond, aangeduid met de naam “Castrum”. Hoe moeten we ons zo’n plattelandsvesting nu voorstellen? Een “Castrum” ( mv. “Castra”) was een versterkte plaats van kleine omvang, periodiek voorzien van een garnizoen. Was zo’n plaats erg klein, dan sprak men van een “Castellum” (vgl. ons woord “kasteel”). Ook ’s Hertogenrade was een Castrum. Grotere verstrekte plaatsen vielen onder de categorie “Urbs” of “Civitas” (stad). Dit waren veelal hoofd- of bisschopssteden. Was de stad geheel onversterkt, dan noemde men haar een “Vicus”, zoals dat het geval was bij Gulpen [‘Galopia, vulgariter (“in de volksmond”) “ Oudt Gulpene”], Nuth [“Nutte”] en de Maastrichtse voorstad Wijck, waarvan de naam etymologisch van Vicus is afgeleid.

Landsfort

Een castrum is dus een fort; wat Heerlen betreft een kunstmatig opgehoogd (+/- 3.50m) vestingterrein, omringd door oorspronkelijk aarden wallen met palissaden. Later door een 2.60m dikke en ruim 5m hoge muur, waarom heen een 12m brede en 6,5m diepe watergracht. Eèn, later drie poorten gaven toegang tot het complex, waarbinnen een vestingtoren, de St. Andreaskapel en een aantal vakwerkwoningen lagen. De vesting had min of meer de vorm van een peer met de punt naar het zuiden gericht. De lengte bedroeg 110 en de grootste breedte 93m.

Hendrik II van Brabant

Hendrik II van Brabant

Koenraad van Hochstaden

Koenraad van Hochstaden

Rond 1239 moet het fort door hertog Hendrik II van Brabant tijdens zijn strijd tegen de Aartsbisschop van Keulen Koenraad van Hochstaden, een broer van Diederik van Hochstaden (aan wie Herle toebehoorde), verwoest zijn. Hendrik II is degene van wie Jan van Heelu in zijn “Rymkronyk” zegt dat hij “…Herle brac, ende Daelheem wan…”.
Vijf jaar later bereiken Hertog Hendrik II en Diederik van Hochstaden overeenstemming in zake de oplossing van het conflict. In de tekst van dit “Vredesverdrag” van Roermond d.d. 23 februari 1244 valt m.b.t. de wederopbouw van de vesting Heerlen de term “Munitio” een synoniem voor “Castrum”: “…..Vervolgens, wanneer voornoemde Graaf van Hochstaden in het Allodium [eigen gebied] van Heerlen een “Munitio”zou willen bouwen, (dan) verlenen wij hem hiertoe onze gunst….”.
Een volgende term waarmee de versterking wordt aangeduid, is “Oppidum”. De eerste vermelding van Heerlen als “Oppidum”heeft betrekking op de belegering en inname van het Heerlense fort door Brabantse troepen op 10 augustus 1318: “…Nadat dit was volbracht, gaven de inwoners en de soldaten ( er lag dus een garnizoen) binnen Heerlen, de wreedheid van de Brabanders verlangende te voorkomen op hoop van vergiffenis, zichzelf en de stad van Heerlen [ “…se et Opidum de Heerle…”] over in handen van de Hertog met behoud van hun leven en hun bezittingen. En nadat deze feiten op St. Laurentiusdag van het jaar onzes Heren 1318 zo waren voltrokken en de genoemde steden van Sittard en Heerlen zoals gezegd ingenomen waren en verworven, keerde de voornoemde Hertog (Jan III) met zijn leger naar zijn Brabants Land terug...".

Kathedraal Den Bosch